Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Kinderen willen bewegen 4.5:

De kijkwijzers

Kijkwijzer grove motoriek zeven jarigen

 

zevenjarige kinderen

Criteria
Het kind…

Helpende aanwijzingen voor leraren

 

 

1. Grove motoriek

 

 

algemeen bewegingspatroon

 

niet veel meebewegen bij diverse bewegingen

  • beweegt niet veel mee met de mond bij rennen, springen en hinkelen
  • kan de andere hand ontspannen houden wanneer het een stevige handdruk krijgt (spreidt niet en balt niet samen)
  • beweegt niet met de andere arm mee wanneer het de schilderplank schoonveegt

 

  • observeer of het kind nog veel meebeweegt

onafhankelijk kunnen bewegen

  • kan lopen en klappen tegelijk
  • kan bij het fluitspelen de ene hand onafhankelijk van de andere aansturen
  • observeer de ontwikkeling
  • geef veel gelegenheid om dit te oefenen bij kinderen die er moeite mee hebben
  • denk ook aan diverse ruimte richtingen: links-rechts, boven-onder, voor-achter bij het verzinnen van oefeningen

 

touwtje springen in de grote bocht en alleen

 

inspringen

  • durft in te springen
  • springt op het juiste moment in
  • springt verend door (>10 x)
  • geef het ritme in een vaste regelmaat aan: zingend of door ‘En spring…en spring…en spring maar door’ te zeggen
  • wanneer het niet in een keer lukt: bouw op door het kind eerst te leren spreken op het juiste moment ‘Nu’ zeggen, als het touw (bijna) de grond raakt, dat is namelijk het moment om in beweging te komen.
  • tweede stap is onder het touw door te hollen op het juiste moment
  • volgende stap is eenmaal springen op het juiste moment
  • daarna komt: vaker doorspringen
  • kinderen die heel vaardig zijn kunnen leren uitspringen zonder de loop van het touw te hinderen; daarbij moet de boog wel goed hoog zijn
  • als volgende stap bij elkaar inspringen en maximaal eenmaal samen mogen springen

alleen met eigen springtouw

  • is handig in de coördinatie arm en been bewegingen
  • kan variëren met vooruit, achteruit, dubbele enz.
  • beoordeel naar de mogelijkheden van het individuele kind
  • een kind van zeven jaar oud zou ongeveer twee verschillende variaties moeten kunnen beheersen

 

 

evenwicht en coördinatie

 

5 meter op rechte lijn hinkelen

  • hinkelt verend, ritmisch
  • hinkelt rechtop, niet voorover of achterover hellend
  • stopt op tijd
  • is in evenwicht
  • houdt de armen rustig (niet verkrampt)
  • kan praten terwijl het door hinkelt
  • kan ook een stukje hinkelen op het andere been
  • geef duidelijk begin- en eindpunt aan
  • bij een kind dat te snel gaat: ‘kan je ook rustig hinkelen?’ (met de stem begeleiden)
  • bij een kind dat steeds valt: ‘kijk eerst waar je heen gaat, sta stil en dan pas mag je beginnen’
  • laat op het andere been terug hinkelen, maar beoordeel dat veel minder streng
  • noteer het voorkeursbeen
    • observeer de meebewegingen

10 seconde hurken

  • Hurkt op platte voeten of op de tenen (naar keuze)
  • Is in balans
    • ‘hou met je armen je benen vast’

10 seconden stilstaan op niet voorkeursbeen

  • staat stil
  • staat rechtop
  • staat ontspannen en in balans
  • heeft geen grote bijbewegingen
  • haakt de voet niet achter het been

 

  • als het niet lukt: ‘Doe alsof je armen de tentstokken zijn die stevig in de grond prikken’
  • doe dat voor
  • laat bij kinderen die moeite hebben eerst ‘de tentstokken’ in de grond prikken en vraag daarna pas of ze op een been gaan staan
  • laat het overdoen wanneer een kind ‘uit zichzelf is’
  • help het kind tot rust te komen ‘Probeer maar, sta je echt stil? Ben je van binnen ook helemaal stil?’

lopen op de evenwichtsbalk

  • durft rechtuit over de balk te lopen
  • stapt niet vaker dan 1 x af
  • loopt rustig, rent niet
  • is in evenwicht
  • mag een hulpje bij op en afstappen vragen
  • als het moeilijk gaat: ‘doe je armen wijd’
  • ‘kijk naar het eind’
  • geef gelegenheid tot oefenen
  • laat de hand of pink van een helper (of van jezelf) vastpakken als dat helpt
  • help en bemoedig bij op- en afstappen
  • maak een opbouw in moeilijkheidsgraad
  • wanneer het niet lukt: laat over een touw dat op de grond ligt oefenen, of over een lijn op de grond

stilstaan op de evenwichtsbalk

  • staat op aanwijzing van de juf halverwege 3 seconden stil zonder het evenwicht te verliezen
  • een versje, tellen of liedje kan helpen, ‘van je een, twee, drie hatsjie en loop maar door…’